De industrie verdient het geld voor de BV Nederland. De waarde van de output van de industrie is nog altijd verreweg het hoogst van alle bedrijfstakken. Dat schrijft het CBS in een analyse van het belang, ontwikkeling en structuur van de Nederlandse industrie. De output van € 297,1 miljard is het dubbele van de tweede grootste bedrijfstak de handel.

 

Per saldo levert industrie 16,2 procent alle toegevoegde waarde

De totale output van de Nederlandse industrie is een opvallend cijfer. Bijna € 300 miljard is fors. De handel blijft bijvoorbeeld steken op € 147,9 miljard; financiële dienstverlening waar ruim tien jaar geleden nog iedereen dé toekomst in zag, komt niet verder dan € 75,6 miljard aldus de rekenmeesters van het CBS. Anders gezegd: met een aandeel in de totale output van de Nederlandse economie, heeft de industrie met bijna 23 procent een fors belang in de BV Nederland in. De cijfers zijn gebaseerd op 2015. De eerlijkheid gebiedt er wel bij te zeggen dat als het om toegevoegde waarde gaat, de industrie de handel ogenschijnlijk voor moet laten gaan. Dan voegt de handel € 85,8 miljard toe, de industrie € 73,1, nog altijd de tweede beste van alle bedrijfstakken.

 

 

Waarde industrie verreweg het hoogst

Het beeld dat de industrie de geldmachine van de BV Nederland is, bestaat niet overal. De samenstellers van het CBS artikel schrijven in hun inleiding dat het beeld is ontstaan dat de industrie voor de Nederlandse economie minder belangrijk is geworden. Het relatieve belang is afgenomen, dat klopt. Maar de waarde van de output is nog verreweg het hoogst. Ook neemt de industrie andere bedrijfstakken op sleeptouw doordat het een grote afnemer van diensten en goederen is. Daarom mag het belang van 12 procent in het bruto nationaal product (gerekend met de toegevoegde waarde) groter worden geschat, want in die 12 procent is geen rekening gehouden met de betekenis die de industrie voor andere sectoren heeft. Dit heeft, zo berekent het CBS, een waarde van € 48,2 miljard. Tel je dat bij de toegevoegde waarde van de industrie zelf op, dan blijkt de sector goed voor een hogere toegevoegde waarde. Na wat rekenwerk en correcties komt het CBS tot de slotsom dat de industrie in Nederland goed is voor 16,2 procent van de totale toegevoegde waarde die wordt gecreëerd. En de Nederlandse industrie is de exportkampioen. En export wordt alom gezien als de motor van de Nederlandse economie, aldus het CBS. In 2015 voerde de industrie bijna 60% van de productie uit.

 

Méér verdienen, minder arbeidsuren

Een andere interessante rekenexercitie die het CBS maakt, zegt veel over de mate waarin de industrie de productiviteit verbeterd heeft. In 1969 was de industrie nog goed voor 2,3 miljard gewerkte uren; in 2016 nog maar voor 1,2 miljard. In 1969 was de industrie nog goed voor een kwart van alle banen; in 2016 voor minder dan 10 procent. Uitbesteding van niet kerntaken is hier een reden voor. Outsourcing naar lage lonen landen een andere. Maar ook de hogere arbeidsproductiviteit doet een duit in het zakje. Deze is in vijftig jaar tijd bijna vervijfvoudigd, vooral onder druk van het buitenland.

 

Buiten de Randstad wordt het geld verdiend

Het CBS kijkt ook naar de veranderingen in de verschillende deelsectoren van de industrie. Wat blijkt: de toegevoegde waarde van de machine-industrie is sterk toegenomen. Het aandeel in de totale toegevoegde waarde is verdubbeld tot meer dan 11 procent. Het aandeel van de branche basismetaal en metaalproductenindustrie is praktisch gelijk gebleven. En wat is verder nog interessant? Het industriële zwaartepunt in Nederland is duidelijk verschoven naar Zuid-West Nederland. De Randstad is een diensteneconomie. De echte industrieregio’s vind je tegenwoordig in Zuid Nederland (21,2%) en Noord- en Oost Nederland (12,7 respectievelijk 14,4%). De Brainportregio is de absolute koploper, ook als het om uitgave aan R&D gaat.

Het volledige artikel kun je hier downloaden. Grafieken CBS.

 

Pin It on Pinterest