Index MS22-L

Terug naar af. Dat is heel kort door de bocht het beeld van de Duitse werktuigmachine industrie. Na 31% krimp van de verkopen staat de sector weer op de niveaus van 2006-07. Dit jaar zouden de machinebouwers moeten kunnen profiteren van wereldwijde oplevingen, maar de onzekerheid blijft groot. Bovendien dreigt de EU met de Euro 7 norm roet in het eten te gooien.


Dit zijn zomaar enkele punten die in de persconferentie van de VDW over de ontwikkelingen in 2020 aan bod zijn gekomen. Hoewel er zeker lichtpuntjes zijn, is het algehele beeld somber. “De gereedschapmachine industrie is hard geraakt door de corona-pandemie en zal ook de komende tijd met de gevolgen hiervan moeten omgaan, voordat we het voor-crisis niveau weer bereiken”, zo trapte VDW-voorzitter Heinz-Jürgen Prokop (Trumpf) af. En als hij het over voor-crisis niveau heeft, praat hij over orderboeken die vorig jaar met 30 procent zijn gekrompen.

Duitse machinebouwers teruggeworpen op niveau 2006/7

DMG Mori NTX3000

De cijfers: alles dieprood

Alle kengetallen over 2020 kleuren dieprood: productie -31 procent. Export: -29 procent. Binnenlandse afzet: -33 procent. Bezettingsgraad in de fabrieken: 72 procent. Productievolume €11,8 miljard; zonder onderdelen en accessoires €8,7. Deze niveaus ligt op de productieniveaus van 2006 / 07, dus nog voordat de sector hard geraakt werd door de vorige crisis, de financiële crisis. Overigens: de wereldwijde productie van werktuigmachines is vorig jaar met 23 procent gekrompen (tot € 55 miljard).  Positief is nog dat het aantal medewerkers in de sector vorig jaar gemiddeld slechts met 4,5 procent is afgenomen; eind december was dit opgelopen tot 6,4 procent. Machinebouwers hebben ervoor gekozen talent vast te houden, aldus Prokop. Daarom is de regeling voor werktijdverkorting wezenlijk, nee noodzakelijk  voor de branche.

De Nederlandse markt: hoewel je de cijfers niet één op één kunt doortrekken naar de Nederlandse maakindustrie (omdat Duitsland veel machines via Nederland naar de rest van de wereld exporteert), zijn de cijfers wel interessant. De Duitse machinebouwers exporteerden in 2020 voor 28% minder naar Nederland, dat de 11e exportmarkt is, goed voor €189,1 miljoen. Naar België werd voor €69,3 miljoen geëxporteerd (-32 procent).

China: markt krimpt voor 3e jaar op rij

China blijft de belangrijkste afzetmarkt, ook al is de markt daar voor het derde jaar op rij gekrompen. De min van 7 procent in China steekt echter gunstig af bij de cijfers in de rest van de wereld. De importen daalden er wel met 19 procent; de importen van Duitse machinebouwers met 34 procent. China heeft dus meer lokaal gekocht. Dit betekent niet per definitie van Chinese merken. Wat de Duitse machinebouwers zorgen baart, is de strategie van China om qua technologie minder afhankelijk te worden van andere landen. De VDW-voorzitter merkte in zijn toelichting op dat sommigen betwijfelen of dit op middellange termijn gaat lukken. Dit neemt niet weg dat veel Duitse machinebouwers inmiddels eigen productiecapaciteit in China hebben opgebouwd om op hun beurt minder afhankelijk van de Chinese overheid te zijn. De VDW zelf heeft sinds eind januari de eigen medewerkers in China officieel kunnen registreren als vertegenwoordiger van een NGO. Tijdens de persconferentie merkte Bernhard Geiss, de nieuwe chef economie, op dat veel Duitse machinebouwers inmiddels vanuit hun Chinese vestiging de lokale markt kunnen bedienen. “Als import moeilijker wordt, is dat een voordeel.” Hij gelooft overigens niet dat China zonder de Duitse technologie kan. Daarvoor zit deze te hoog in de piramide.

Invoering van de Euro 7 norm tegen 2025 is in de huidige omstandigheden voor veel bedrijven moeilijk te verteren

Heins-Jürgen Prokop, VDW
VDW-voorzitter Heinz-Jürgen Prokop (foto VDW)

Euro 7 norm: invoering 2025 komt veel te vroeg

De groeicijfers voor de wereldwijde machinemarkt in 2021 zijn nog steeds met veel onzekerheden omgeven. De extra bedreiging voor de sector komt momenteel uit Brussel. Daar heeft de Europese Commissie de discussie aangezwengeld om in 2025 de Euro 7 norm verplicht te stellen. De VDW sluit zich bij de VDMA aan en heeft een position paper opgesteld waarin gepleit wordt voor een langere invoeringstermijn. Zero-emission – waar Euro 7 op zou neerkomen – is voor de verbrandingsmotor over vier jaar niet haalbaar zonder dat dit extreem veel geld kost. De verbrandingsmotor is daarentegen wel noodzakelijk om naar klimaatdoelen te halen. Bovendien kan het stroomnet een hele snelle opmars van elektrische auto’s niet aan. De invoering van deze nieuwe norm betekent quasi het einde van de verbrandingsmotor, aldus Heinz-Jürgen Prokop omdat niemand meer in de ontwikkeling daarvan zal willen investeren.  Het zou de werktuigmachinefabrikanten opnieuw hard raken. 43 procent van alle Duitse werktuigmachines gaat naar de auto-industrie en de toeleverketens. Veel van die machines worden ingezet voor de productie van verbrandingsmotoren. Deze bedrijven zijn weliswaar bezig zich in te stellen op de productie van componenten voor de elektrische aandrijflijn, zoiets kost geld en tijd. “2025 is tegen de achtergrond van de gespannen economische situatie voor veel bedrijven moeilijk te verteren”, aldus de VDW-voorzitter. “We staan nog aan het begin van de ontwikkeling van de Euro 7 norm”, aldus Geiss. Daarom denkt men op tijd te zijn om invloed te kunnen hebben.

Umati groeit door

Het positieve punt tijdens de persconferentie was het nieuws over umati, de machine-interface waarvoor de VDW enkele jaren geleden het initiatief heeft genomen. Inmiddels hebben zich meer dan 150 partners uit de hele wereld aangesloten. Tijdens de Metav Digital (23-26 maart) wordt dit een van de hoogtepunten. Dan zullen meerdere exposanten de mogelijkheden tonen die er nu al zijn.

1 gedachte over “Euro 7, China en onzeker herstel: wat brengt 2021 de Duitse machinebouwers?

Reacties zijn gesloten.

Pin It on Pinterest